“Als toezichthouder zorg ik ervoor dat het maaien goed verloopt, zowel buiten als financieel. Ik werk nauw samen met de mensen op de machines, want zij voeren het maaiwerk uit. In het begin ben ik vaak aanwezig om aanwijzingen te geven over wat moet blijven staan en wat niet. Na een paar duidelijke instructies weten ze meestal wat belangrijk is voor ons. Bij twijfel kunnen ze me altijd bellen.
We maaien op verschillende momenten en met verschillende frequenties, variërend van één tot vier keer per jaar. Het weer speelt een rol, maar ik kijk vooral naar de draagkracht van de bodem. Als de bodem te nat is, maaien we later om te voorkomen dat er sporen in de grond komen die slecht zijn voor de plantengroei.
De bermen langs de in- en uitvalswegen staan nu prachtig in bloei met veel verschillende soorten bloemen. Maar ook daar moet worden gemaaid. Het is mooi als bermen divers en in bloei zijn, maar we willen ook allemaal veilig van A naar B. Daarom staat veiligheid voorop. Ik beoordeel zelf of kruispunten en oversteekplaatsen veilig en overzichtelijk zijn. We proberen veiligheid te waarborgen en tegelijkertijd de biodiversiteit te vergroten.
Het talud is een belangrijk onderdeel van onze bermen. We werken hier steeds meer gefaseerd, vaak in combinatie met slootonderhoud. Bij het hekkelwerk laten we tegenwoordig her en der begroeiing staan. Dit is belangrijk voor de biodiversiteit, vooral de overgang tussen talud en water, de zogenaamde ‘snor’. Hier willen we dit jaar grote stappen maken. Door niet alles te schonen, ontstaat er een groter leefgebied voor zowel planten als dieren.”
Marinus’ aanpak laat zien hoe veiligheid en natuurbeheer samen kunnen gaan, waardoor de bermen niet alleen veilig, maar ook rijk aan biodiversiteit zijn.